Elke beroepsgroep – artsen, geologen, bouwvakkers, timmermannen, schilders of glaszetters – heeft zijn eigen vakjargon. Hierdoor verloopt de communicatie binnen het eigen vakgebied zonder problemen. Wij introduceren hier een paar vaktermen uit de verklarende woordenlijst van ‘Industrieverband Dichtstoffe’ (IVD). Het complete lexicon is via ons of rechtstreeks bij het IVD verkrijgbaar. De lijst met begrippen bevat ook de Engelse en Franse vertalingen.
A
Het aanbrengen van geschikte materialen in een voeg om het binnendringen van vocht en/of lucht tussen bouwelementen, bouwcomponenten en constructiedelen van dezelfde of verschillende bouwmaterialen te voorkomen. (DIN EN 26927:1990)
Proces om de afdichtingskit na de verwerking in de voeg te drukken, zodat de hechting tussen de afdichtingskit en de voegvlakken gegarandeerd wordt. Bovendien zorgt het gladstrijken voor een mooier oppervlak van de voegen. (DIN EN 26927:1990)
Minimale wachttijd na het aanbrengen van een primer tot het aanbrengen van de afdichtingskit.
(DIN EN 26927:1990)
Loslaten van de afdichtingskit van het hechtoppervlak van de ondergrond (DIN EN 26927:1990) Adhesieverlies
B
De eigenschap van een stof (zoals primer, lijm of afdichtingskit) zich over het oppervlak van het beoogde hechtoppervlak te verspreiden (vloeien). Adhesie kan alleen effectief worden op bevochtigde oppervlakken.
Toegestane totale vervorming
De maximumrek van een afdichtingskit in de voeg die tot breuk (vernieling) van de cohesie in het kitmateriaal of van de adhesie leidt. De breukrek mag in geen geval met de maximale bewegingsopname (toegestane totale vervorming) worden gelijkgesteld.
D
Toewijzing van de rekspanning
van een afdichtingskit bij een bepaalde relatieve rek ten opzichte van deze relatieve rek. (DIN EN 26927:1990)
Bij een driehoeksvoeg komen de twee hechtvlakken van de afdichtingskit samen in de top van een driehoek.
Bij een drievlakshechting hecht de afdichtingskit aan de voegbodem, met als gevolg dat de vervorming van de afdichtingskit bij bewegingen wordt belemmerd.
F
Afdichtingskitten die volgens bepaalde kwaliteitsnormen, bijv. DIN 18545, zijn getest, worden regelmatig door neutrale controle-instanties op de naleving van de kwaliteitseisen gecontroleerd.
Beoogde ruimte of tolerantieruimte tussen bouwcomponenten (DIN 52460:2000)
Zijdelingse begrenzing van de voegbreedte (DIN 52450:2000)
H
Zie primer
Materiaal dat in de voeg wordt ingebracht om de dikte van de afdichtingskit te beperken en zo het rugprofiel van de afdichtingskit bepaalt. (DIN EN 26927:1990)
K
Scheuren in de afdichtingskit (DIN EN 26927:1990)
M
Een grondstof die gebruikt wordt voor de productie van afdichtingskitten.
P
Een organische verbinding waarvan de moleculen bestaan uit één of meer soorten atomen of atoomgroepen die herhaaldelijk aan elkaar worden gekoppeld.
Materiaal voor de oppervlaktecoating van de voegvlakken. Primer wordt vóór de afdichtingskit aangebracht om de hechting ervan te waarborgen. (DIN EN 26927:1990)
Zie ventilatietijd van de primer
S
Een meetmethode voor de rubberindustrie die bij gevulkaniseerde rubberverbindingen wordt toegepast. Slechts in beperkte mate en met grote beperkingen geschikt voor het testen van afdichtingskitten, omdat het tijdstip van de ‘vulkanisatie’ niet vastgesteld kan worden.
(DIN 53505)
Het soortelijk gewicht beschrijft de verhouding van de massa tot het volume. Voorbeeld: 1,2 g / ml = 1 milliliter (cm3) weegt 1,2 g.
V
In de macromoleculaire chemie (de chemie die zich bezighoudt met grote moleculen) is vernetting het proces waarbij crosslinks ontstaan. Een crosslink is een verbinding die twee polymeerketens aan elkaar koppelt. Hieruit ontstaat een netwerkstructuur. Deze vernetting is ook de oorzaak van de stolling van chemisch reagerende afdichtingskitten, zoals siliconenkitten.
Benaming voor de beschrijving van het vloeigedrag van vloeistoffen en pasta's.
Z
Maximale kracht die bij de rek van een bouwmateriaal wordt gemeten.
Totaal van uitzetting, samendrukking en afschuiving waarbinnen de voegafdichting haar functionaliteit behoudt.
(DIN 52460:2000)